In het wiel van: Klaas de Vink – al 60 jaar Olympiaan
Wanneer we aankomen bij het clubhuis van ASC Olympia voor het interview, is Klaas al druk bezig: hij heeft de deur van het Velodrome open gedaan voor glaszetters die een raam komen repareren, heeft meteen gezien dat er geen WC-papier meer in de toiletten was en dat meteen aangevuld en hij inspecteert en-passant de kwaliteit van de houten vloer van de wielerbaan. “Het ligt er nog netjes bij na 46 jaar!”
Voor onze nieuwe rubriek ‘In het wiel van …’ praten we met Klaas de Vink, één van onze oudst-dienende leden. Klaas is al 60 jaar lid van ASC Olympia.
Klaas de Vink: al 60 jaar Olympiaan
Klaas vertelt dat hij als kind enthousiast was geworden door de vele wedstrijden die destijds in de straten van Amsterdam werden verreden. Dat wilde hij ook!
“We reden rondjes door de straten op een gewone fiets met een racestuur, zodoende wilde ik lid worden van een wielerclub.” Een vriend van vader De Vink was penningmeester van ASC Olympia en heeft kleine Klaas voorgedragen. “Je kon er niet zomaar bij, het was een elite club. Maar … als je graag lid wilde worden, lukte dat in principe wel”, vertelt Klaas. “Er waren mensen in het bestuur, zoals meneer Koopmans, die zorgden dat ik een broekje en een shirtje van iemand kreeg, want die had ik natuurlijk niet!”
Klaas had als 13-jarige een groot (23-inch) frame gekocht van een wielrenner in de straat en laten ombouwen tot een fietsje van 50 cm.
“Ik reed wedstrijden met dispensatie van de bond, want ik was nog geen 14 jaar oud. Eén keer in de maand was er ledenvergadering in een hotel op – ik meen – de De Ruijterkade en dan kreeg je ook de prijzen van die maand uitgereikt. Piet van Heusden (70 jaar lid ASC Olympia & Wereldkampioen Baanwielrennen 1952) was destijds ook lid van het bestuur. Ik zag als jongetje mensen rijden die 8 jaar ouder waren dan ik en met een aantal van hen rij ik nu nog steeds! Ik heb 2 jaar gefietst bij Olympia, toen konden mijn ouders het helaas niet meer betalen.”
Klaas komt uit een gezin van 4 kinderen. “Het was in die tijd knokken om boven water te blijven.”
Hoe ging het in die tijd met trainingen, was dat net als nu 2 keer per week?
“We trainden alle dagen! Toen ik jong was, reed ik àlle dagen. In de winter begonnen we met lopen in het Bosplan (Amsterdamse Bos) om conditie op te bouwen voor het seizoen. Dat heb ik wel heel lang gedaan, meelopen voor de conditie en de aardigheid. Dan gingen ze in januari De Meer in de rondte op de fiets. Nou … dan had je al mooi wat opgebouwd.”
Ondanks dat Klaas stopte met wielrennen, is hij altijd lid gebleven. Er kwamen andere interesses zoals voetbal en brommers. Hij kreeg verkering en trouwde op 21 jarige leeftijd. “Niet omdat het moest hoor, maar omdat er een huis beschikbaar kwam.” Ik zei tegen m’n vrouw “Wil je trouwen? Nou, we hebben een woning, dan gaan we trouwen!”
Klaas kreeg 2 zoons. De oudste ging voetballen en de jongste heeft vanaf 10 jarige leeftijd gefietst bij Olympia.
Zoon Rene
“Rene werd amateur wielrenner en hij kwam in de Topcompetitie terecht. Mijn zoon was één van de laatste Olympianen die Topcompetitie heeft gereden. Hij heeft van z’n 17e tot z’n bijna 30e gefietst. Hij werkte op de bloemenveiling want hij moest werken van z’n vader, haha. Rene ging dan om 6 uur naar z’n werk en hij stapte om 11 uur op z’n fiets. Gelukkig had hij een goede chef. Aan het eind van de middag kwam hij om 5 uur thuis. Hij reed het liefst klassiekers en hij is bijna nooit afgestapt of uit koers genomen. Hij was wel een beetje te lief voor het fietsen; hij was een zachte wielrenner maar een heel goede coureur! Hij reed eigenlijk altijd bij de eerste 20 in een klassieker. Als er wat bijzonders was, dan reed hij het ’t best.”
“Frans Mahn (Wereldkampioen Sprint bij de amateurs in 1956) was ernstig ziek en Rene kwam daar altijd over de vloer. Frans zei tegen hem: “Je moet maar niet meer komen, Rene. Ik ben ziek en zal er eerdaags niet meer zijn. Maar rijd nog wel even de Ronde van Hoofddorp.” En die heeft hij gewonnen! Terwijl Frans langs de kant stond! Hij reed in de 3e ronde weg met iemand in z’n wiel, ze hebben ‘m niet meer terug gezien!”
Klaas schiet vol als hij dit verhaal vertelt …
“Een ander voorbeeld was een wedstrijd in Noordwijk. Ik had een vriend in Noordwijk, die niets had met fietsen. Maar hij zei tegen Rene: “Als je wat hebben moet voor je fiets moet je het maar zeggen, dan gaan we het halen’. Die vriend zei verder: ‘Je gaat wel effe goed rijden, hè!’ Die wedstrijd heeft hij ook gewonnen! Hij was een zachte wielrenner, maar hij kón het wel! Als er wat bijzonders was, deed hij het gewoon!”
Feestcommissie
“De feestcommissie was in die tijd een heel actief onderdeel van de club en had ook veel invloed. Ze organiseerden kaartavonden, feestjes en brachten zo geld binnen voor de vereniging. Wij hadden destijds een viswinkel in de Ten Katestraat. Eerst werkte ik daar en toen m’n baas overleed, heb ik het overgenomen, samen met m’n vrouw. Jan Edel werkte bij mij in de winkel en hij zat in de feestcommissie van ASC Olympia. Nou, dan weet je het wel! “We hebben een feestje, Klaas en we hebben geld nodig. Wil je ons sponsoren?” Ik ben als lid van Olympia nooit vergeten, dat ik in die 2 jaartjes dat ik lid was, zó geholpen ben door mensen die in het bestuur zaten.”
Toen u na al die jaren weer meer betrokken raakte bij Olympia, bent u toen ook weer op de fiets gestapt?
“Ja! Ik heb nog eens een KNWU licentie aangevraagd als liefhebber, voor 35-plus.” Klaas lacht: “Ik heb 2 wedstrijden gereden en mensen gingen allemaal schreeuwen. Als je even achterin zat en weer bij wilde komen, waren ze aan het blèren: ‘Overnemen!’ Ja … dág! Zoek het uit! Veel te fanatiek. Dus toen ben ik gestopt.”
Het verbaast me dat u een viswinkel had, want ik dacht dat u timmerman was. U heeft zoveel geklust bij de club!
“Ik had een vader die alles kon, ik heb een broer die alles kan en ik kan ook alles. Dat heb ik van mijn vader geleerd; je kan heel veel zelf en als je het niet weet, dan vraag je het en dan wordt het uitgelegd. Dan komt het wel voor elkaar! Als kind van 13 heb ik geleerd hoe ik moet tegelen. Bij Stakenburg – dat was een stayer en een gangmaker – dan kon ik een zakcentje verdienen. Toen ik 55 jaar was ben ik gestopt met de winkel. Ik kreeg veel vrije tijd en toen ben ik veel gaan doen voor de ASC Olympia.”
Dit is wel een mooi bruggetje naar onder andere de toiletten, die zijn prachtig opgeknapt!
“Ik heb in de afgelopen 10 jaar al van alles gedaan voor de vereniging. Ik heb maar 2 jaar gefietst en daar heb ik zoveel aan overgehouden, dat ik altijd lid ben gebleven. We waren altijd bezig met ASC Olympia. In de tijd dat ik nog in de viswinkel zat, had je nog een rijdende viskar van Kobus Robijn. Als er een landelijk jeugdtoernooi was, kwamen er 300 kinderen! Dan kwam Jan Edel bij mij en vroeg of ik 150 lekkerbekjes kon leveren, dan konden ze die bakken en verkopen en dan verdienden we mooi wat geld!”
Hoe vond u het zelf om wedstrijden te rijden?
“Vroeger was je lid en dan hoorde wedstrijdjes rijden erbij. Ik vond dat geweldig leuk! Ik heb nog een doos met medailles, ik werd wel eens tweede of derde en ik ben ook wel eens eerste geworden. Ik reed met Cor Schuuring, één van de beste renners van die tijd. Hij reed gewoon weg! Dan zei hij aan het eind van de koers: “Tot zo. Ik zie jullie wel op het podium!” hahaha!”
Rijden op karakter
“In het begin van ASC (Amsterdamse Sport Club) hadden we ook een biljartvereniging en verschillende andere onderdelen.” Klaas bladert door het boek 100 jaar Olympia. “Wat ik graag nog zou willen, is een reünie van Olympia voor alle oude leden.” Hij mijmert over het verleden en noemt vele namen. Zoals Jos Mooij, een enorm getalenteerde wielrenner. Hij trainde bijna nooit, maar kon gewoon een klassieker winnen! Hij is ploegleider geworden. En Paul Ter Schure, die op karakter moest rijden. We hebben Olympia’s Tour in Limburg gereden met Paul in de ploeg, hij reed bij de eerste 10. Echt, je kon ‘m opvegen! Puur op karakter gereden! Voor al die jongens van vroeger zou het zo mooi zijn een reünie te organiseren.”
Niet weglopen
“Ik heb het altijd heel triest gevonden dat er mensen weggebleven zijn naar aanleiding van onenigheid in het bestuur. Als medewerkers van de club een meningsverschil hebben en je wil ermee stoppen, prima, maar dat betekent niet dat je weg moet blijven! Dat waren mensen die al ontzettend lang bij de club betrokken waren! Dat doet mij pijn! Daarom is het fijn dat we nu een goed bestuur hebben. Ze staan open voor andere mensen en je kan dingen inbrengen. Dat doen ze goed en dat vind ik heel erg belangrijk.”
U heeft een tijd Patrick Jonker in huis gehad, kunt u daar wat over vertellen?
“Mijn vriend Evert Jonker woont in Australië en zijn zoon Patrick Jonker heeft altijd bij ons in huis gewoond. Vanaf z’n 10e heeft hij gefietst bij de jeugd van ASC Olympia. Toen hij junior werd, zijn z’n ouders teruggegaan naar Australië. Evert is later nog 3 keer terug geweest in Nederland. Zijn vrouw was een Australische; zij kon híer niet en hij kon dáár niet wennen! Patrick was een goede wielrenner. Hij zei altijd: “Ik wil óf beroepsrenner worden óf ik stop met fietsen!”
Hij heeft bij verschillende ploegen gereden op het laatst bij Rabobank. Ik zei tegen ‘m: “Pat, als je morgen op je porem gaat en je kunt niet meer fietsen, dan zijn ze je overmorgen vergeten”. Via een Franse amateurploeg is hij profwielrenner geworden. Hij was echt een goede wielrenner; Nederlands Kampioen tijdrijden en heel goed in de bergen. In 1997 heeft hij de Koninginnenrit gewonnen in de Route du Sud. Hij is in 1996 12e geworden in de Tour de France. Kijk, dan kan je aardig fietsen! Hij was wel een echte wielrenner.
Als Pat in Nederland was, woonde hij bij ons in huis. Mijn vrouw is een Jordanees, dat is schoonmaken en nog eens schoonmaken. Maar als je op zijn kamertje kwam, moest je je oogkleppen opdoen, hoor! Dan zei ik: “Schat, laat de deur maar dicht, doe dat nou maar niet!” hahaha!”
Het is nu ook weer Tour de France tijd. Volgt u het?
“Ja, hartstikke fijn! Als ik Sagan zie rijden, gaat m’n hart open! Een ongecompliceerd mens, die gewoon doet wat hij moet doen! Dan zie ik ‘m op het erepodium staan met die skibril op z’n buik, voor de reclame. Wat een mens! Ik kijk eigenlijk alles van wielrennen, klassiekers, alles!”
Klopt het dat u ook ondersteunt heeft met techniek?
“Jazeker. In de tijd dat André Rijnders ploegleider bij de amateurs van onze vereniging was, ging ik vaak mee als mecanicien. Dat was heel leuk. We hadden wel veel beperkingen. Je had een bak gereedschap en wat spullen in de auto en dat was het! We zijn ook met Olympia’s Tour mee geweest. En dan kwamen die grote ploegen met die gróte auto’s. Nou, ik heb wel ‘s wat moeten lenen bij ze, hoor! Dat was nooit een probleem, we hielpen elkaar gewoon. Wielrennen is een individuele sport, maar toch doe je het samen. En we hadden allemaal hart voor het wielrennen. Als je geen vrienden in het peloton hebt zou je nooit kunnen winnen, want ze rijden gewoon naar je toe. Al zijn ze naar de klote, ze rijden naar je toe met de meute! Er is ook een gunfactor.”
De baan draaien
“Toen we als ASC Olympia ’s zomers de baan runden, heeft mijn vrouw jaren in die commissie gezeten. Dan stond Ad Schotman binnen bij de bar te verkopen en op het middenterrein van de baan stond mijn vrouw – samen met Tiny Groot – koffie te verkopen. We verkochten ook nog lootjes, we hadden een tombolaatje. Olympia betaalde aan het eind van het seizoen 3000 gulden aan de gemeente voor de huur van de baan. Wat we over hadden, was voor de club en dat was vaak een mooi gedrag. We hadden veel vrijwilligers die zich inzetten voor Olympia om dat te bereiken. We gingen bijvoorbeeld bij de Zesdaagse altijd de baan opbouwen met veel vrijwilligers. Dirck Hogetoorn had dan de leiding. Een wereld-gozer, zo’n aardige man! Hij is helaas vorig jaar overleden; ik mis hem nog steeds!”
“Samen met Bruno Walraven zorgde ik voor de baan. Die man is 14 keer wereldkampioen geworden achter de motor! We lieten een rapport maken over de baan om het goed te kunnen beheren.”
Klaas is veel bezig met het onderhoud van de baan van het Velodrome. Hij vindt dat 200 meter een mooie afstand is voor baanwielrennen.
“In wezen is 200 meter het beste als je een Zesdaagse wil rijden. 250 meter is dan geen doen! Hier kun je 4, 5, 6 ronden voluit rijden en kan je je ronde pakken. Dat gaat niet op een 250 meter baan. Rotterdam Ahoy is gebouwd als wielerbaan en daar lag net zo’n zelfde 200 meter baan. 200 meter banen waren de snelste banen van Europa! Echt waar! Maar dan komen er reglementen en dit-en-dat en noem maar op!”
En nu zit u nog steeds op de fiets en op de baan?
“Ja. Ik heb gisteren nog 70 km gereden. Dan rij ik de polder in naar IJmuiden en dan naar Bloemendaal. Dan boven effe koffie drinken. Daar zitten dan een zootje van die ouwe mannen die mij kennen. “Hoe is het met je, Klaas?” Vroeger reed ik gewoon met die ploeg mee naar Halfweg, dat was een wedstrijd! Op woensdag reden we altijd naar Katwijk, dan reden we 100 kilometer. Drie weken geleden kwam ik ze tegen en haakte ik aan; met bijna 40 kilometer per uur door de polder. Ik ging helemaal naar de klote! Bij Halfweg ging ik er voorbij en zei: “Is het de bedoeling dat ik jullie teleurstel, dat ik effe doortrek?” Hahaha!”
Wilt u nog iets kwijt?
“Ik vind dat ouders van wie hun kind lid is van ASC Olympia, gemotiveerd moeten zijn/worden om wat te doen voor de vereniging. Dat kan van alles zijn, al is het maar een keer ramen lappen of de boel schoonmaken. Verder zou ik het goed vinden als meer kinderen wedstrijden gaan rijden. Als laatste wil zeggen dat de structuur in de vereniging goed is. Ik ben trots op het bestuur en op de medewerkers. Want in deze tijd is het moeilijk om een club te runnen. Daar ben ik echt trots op!”
Hartelijk dank voor je tijd en je enthousiaste verhalen, Klaas! We zijn er trots op dat je Olympiaan bent en blijft en bovendien zijn we enorm blij het alles dat je doet voor ASC Olympia. Je bent werkelijk één van de parels van Olympia 🙂