Den Haag en Kortenhoef

Den Haag en Kortenhoef

“Afgelopen weekend heb ik twee wedstrijden gereden. Op zaterdag reed ik op het parcours van Trias in Den Haag en zondag reed ik een stratenparcours in Kortenhoef.”

Den Haag

De wedstrijd op zaterdag in Den Haag was een knwu wedstrijd. Het was niet zo’n groot peloton. Er waren meerdere aanvallen, maar uiteindelijk is niemand weggekomen. De laatste twee rondes waren er twee jongens van verschillende clubs die achteraan het peloton aan het overleggen waren. In de laatste ronde reed één van de twee op kop en de ander in zijn wiel. Op 400m van de finish tikte de achterste van de twee de voorste aan en hij versnelde in de binnenkant van de bocht. De voorste hield zijn benen stil. Ik zat in het wiel bij een andere jongen. Die probeerde het gat dicht te rijden maar dat lukt niet. Het bleef 20m. Na de laatste bocht begon ik te sprinten. De koploper keek achterom. Ik kwam steeds dichterbij en vlak voor de finish haalde ik hem in. Ik had gewonnen!

Kortenhoef

Op zondag was het een iets grotere groep dan gisteren. Het parcours was een vierkant met veel drempels. In de bochten ging de snelheid eruit, want daar lagen ook drempels. Ik startte achteraan. De eerste ronde ging redelijk rustig. Halverwege de tweede nam ik de kop over. Achter mij viel het een beetje stil, toen trok ik door en had ik een gat. Dat gat werd snel groter. Na een tijdje zag ik ze achter mij niet meer de bocht uitkomen. Toen begon ik iets rustiger te rijden. Ik moest nog 16 ronden, dat was wel ver. Ik had al wel wat achterblijvers gedubbeld. Ik werd veel aangemoedigd door het publiek rond het hele parcours. Dat vond ik gaaf. Dat had ik niet eerder meegemaakt.

5 ronden voor het einde zag ik het peloton voor me rijden. Toen wist ik zeker dat het ging lukken. Ik begon te versnellen om het peloton bij te halen. Drie ronden voor het einde was ik erbij. Ik ging gelijk op kop rijden. Het peloton kreeg de bel, maar ik moest nog een ronde. De laatste ronde heb ik ook nog gewoon tempo gereden, tot 100m voor de finish. Toen ging ik juichen en werd er geklapt. Ik was blij dat ik een keer op een andere manier had gewonnen dan in een sprint. Ik had ook nog nooit zo’n hoog gemiddelde gereden in een wedstrijd. Ik was moe, maar blij.