Piet van Heusden: “Je verliest vaker dan je wint”

Piet van Heusden: “Je verliest vaker dan je wint”

Piet van Heusden is 86 jaar. Hij was kampioen van de wereld en fietst nog bijna dagelijks zijn kilometers in en om Amsterdam. Het loont. “Zonder goede conditie was ik omgevallen.”

Piet van Heusden: wereldkampioen

“Kijk, dit is ‘m,” zegt Piet van Heusden (Amsterdam, 1929). Hij staat op de tweede verdieping van zijn huurwoning in Uithoorn en in de berging staat een prachtige baanfiets van het merk Aandewiel. Daarop werd Van Heusden in 1952 in Parijs wereldkampioen. Ook was hij vanaf 1952 vier keer op rij Nederlands kampioen.

“Toen ik jong was, was ik te driftig. Ik heb ooit een fiets op een jurytafel geflikkerd omdat ik het niet eens was met de uitslag.”

Een rondje rijden op het museumstuk kan de bejaarde Amsterdammer niet meer: de fiets is te groot geworden, of beter gezegd: Van Heusden te klein. De fiets is gelijk gebleven, maar ten opzichte van de tijd dat hij zijn toptijd reed, is de Amsterdammer vijf centimeter gekrompen: van 1.78 naar 1.73 meter.

ASC Olympia - Piet van Heusden: acht kruisjes jong en nog topfit
Piet van Heusden toont zijn blauwe Aandewiel, waarmee hij in 1952 wereldkampioen werd.

Dagelijkse kilometers

Maar op een kleiner rijwiel draait Van Heusden nog bijna dagelijks zijn kilometers. Niet meer op de baan, want dat mag hij niet meer van Fok, zijn vrouw. Het stel is zestig jaar getrouwd. “Vanaf zijn tachtigste is Piets reactievermogen achteruit gegaan,” legt Fok uit in prachtig, vooroorlogs Amsterdams. “Hij kon niet meer goed inspelen op anderen en daarom ging hij te vaak op z’n snuit. Toen hij z’n sleutelbeen brak, was het klaar met de baan.”

Piet knikt instemmend. “Met die wijze woorden kan ik het alleen maar eens zijn. En op m’n tachtigste werd de vorm sowieso een beetje minder.”

Op het asfalt van de Amsteldijk tussen Uithoorn en Amsterdam toont Van Heusden wel dat hij het fietsen niet is verleerd. Getooid met helm, handschoentjes en glimmende fietskleding zoeft hij met een klein verzet langs het wuivende riet. Om zijn nek bungelt al sinds 1953 een kleine medaille die hij won bij het Nederlands kampioenschap.

Als Piet van Heusden met de wind in de rug langs de Amstel glijdt, verraden de grijze snor en de snelheid wel dat de hoogtijdagen voorbij zijn. Hij wordt geregeld ingehaald door eenlingen en groepjes. “Ik doe nu 24 kilometer per uur, vroeger deed ik er 48.”

Fietsen: levensreddend

Het fietsen heeft Piet van Heusden veel gebracht. Heel veel. Hij ontkwam dankzij het rijwiel aan een armoedig bestaan na de Tweede Wereldoorlog, hij zag veel van de wereld en hij dankt er misschien wel zijn leven aan.

“Begin deze zomer voelde ik me niet lekker. Dat heb ik zelden. Met de fiets ben ik naar de dokter gegaan en daar bleek dat ik het aan mijn hart had. Als mijn hartspier door het fietsen niet zo sterk was geweest, was ik waarschijnlijk omgevallen. Nu kan ik alles weer, met een pacemaker.”

Het was niet de eerste keer dat Van Heusden vreesde voor zijn leven. Het gebeurde hem ook op z’n 65e. Hij had darmkanker, werd geopereerd en mede dankzij een puike conditie kwam hij erboven op. “Dat ik nu 86 ben, komt allereerst door een hoop geluk. En dat ik best gezond heb geleefd, zal ook wel een goede rol hebben gespeeld.”

Ik wilde iets van het fietsen maken, dus ik moest altijd vroeg naar bed en veel trainen

Aanzien en een boterham

Piet van Heusden groeide op in de Wolvenstraat. Hij woonde er met zijn moeder en zijn opa. Later trok ook de vriend van zijn moeder bij hen in. “Dat was mijn tweede vader,” zegt Van Heusden. Zijn biologische vader heeft hij nooit gekend. Toen Piet en Fok in 1955 trouwden, bleek in het register van het gemeentehuis dat de man in 1952 was overleden.

Van de Wolvenstraat verhuisde Van Heusden naar het Mercatorplein, waar hij tijdens de hongerwinter nog bomen kapte. Ook na de oorlog was het leven er geen vetpot. Hij haalde een
diploma als elektromonteur, maar op zijn negentiende telde Van Heusden zijn zegeningen.

De optie om als dienstplichtig soldaat naar Indië te gaan, streepte hij door. Zijn stiefvader was tijdens de Tweede Wereldoorlog in het kader van de Arbeitseinsatz naar Duitsland gestuurd, maar hij wilde er bij thuiskomst met geen woord over spreken. Ook zag Van Heusden jonge soldaten met de kolder in de kop terugkeren uit Indië. Daarom liet hij zich op grond
van geestelijke instabiliteit (S5) afkeuren en gooide hij het op het wielrennen.

“De fiets is zijn eerste liefde,” zegt Fok. “En ik ben zijn tweede.” Van Heusden beaamt het. Eerst kwam de sport, daarna het meisje.

“Ik wilde iets van het fietsen maken, dus ik moest altijd vroeg naar bed en veel trainen. Ik heb het altijd graag gedaan. Het individualisme in de sport sprak me aan. Ook nu rijd ik nog vaak alleen.”

“Toen ik jong was, was ik te wild, te driftig. Ik heb ooit een fiets op een jurytafel geflikkerd omdat ik het niet eens was met de uitslag. Later ben ik wat diplomatieker geworden.”

De sport heeft hem opgeleverd wat hij ervan had gehoopt: medailles, aanzien en een boterham. Want na het wielrennen vond hij emplooi op grond van zijn bekendheid. Hij had een tabakszaak, organiseerde de wielerronde Olympia’s Tour en werkte onder meer als notulist van de beurscijfers en als abonnementenbeheerder bij deze krant.

Ook de liefde heeft Van Heusden opgeleverd wat hij ervan had gehoopt. Hij en Fok zijn zestig jaar getrouwd. Het stel kreeg twee zonen en heeft één kleinkind.

Doping?

Piet van Heusden fietste in de jaren vijftig, als amateur. Er was nog geen doping in omloop, zegt hij. Hij at rauwe biefstuk en voor langere tochten maakte hij een drankje van sterke koffie, een geklutst ei en een scheut cognac, maar er waren nog geen amfetamines of andere stimulantia.

“Ik weet niet wat ik had gedaan als er in mijn tijd wel doping was geweest. Ik zal geen heilig boontje spelen en zeggen dat ik nooit gebruikt zou hebben; ik weet het gewoon niet. Ik ben wel blij dat ik nooit heb gepakt. Sommige jongens zijn er later in gebleven. Johan van de Velde is een tijd junk geweest, Pantani is aan het spul overleden.”

Koersafspraken maken deed Van Heusden wel. Hij verkocht geen wedstrijden, maar hij sprak af dat hij in individuele wedstrijden met twee kameraden voor de premies reed. Na afloop deelden ze met z’n drieën de buit. Hij heeft op die wijze heel wat strijkijzers en horloges moeten verpanden.

Fietsen heeft hem niet alleen welvaart, gezondheid en eigenwaarde gebracht, maar ook een wijze levensles. “Je verliest altijd meer dan je wint,” zegt hij. “Als je met honderd renners aan de streep staat, is de kans dat je eerste wordt heel klein, hoe goed je ook bent. Ook in het leven kun je niet alles krijgen wat je het liefste wil. Blij zijn met wat je hebt, daar heb je het meeste aan.”

Na zijn actieve loopbaan is Van Heusden altijd blijven fietsen. Alleen, in groepjes of op de tandem met Fok. De ene dag maakte hij meer kilometers dan de andere, maar hij zou niet zonder kunnen. “Als ik niet meer kan fietsen, wordt het mijn dood. Dan zit ik alleen nog maar binnen. Mocht ik op een dag de pedalen niet meer rond krijgen, dan bestel ik een elektrische fiets.”

Van Heusden is 86. Generatiegenoten als Henk Faanhof en Wim van Est zijn overleden. Wie vele jaren wint, verliest vele vrienden en bekenden.

“Ik heb er al heel wat weggebracht. Er was laatst een week met vier begrafenissen. Dat grijpt me aan, maar zolang ik kan blijven draaien, doe ik dat. En als ik ga, ben ik tevreden met het leven dat ik heb geleid. De kinderen krijgen mijn blauwe baanfiets.”

Fok: “Als we onze ogen sluiten, hebben we heel wat beleefd.”

Dit interview met Piet van Heusden werd eerder gepubliceerd in het Parool van 29 augustus.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*