Piet van Heusden: de oude achtervolger en de tijd
Piet van Heusden was een tijd lang ’s wereld beste achtervolger bij de amateurs. Ondanks het gebrek aan medewerking van de KNWU. “Die bondsbestuurders …” Nu valt het leven hem soms zwaar.
Echt zomer wilde het maar niet worden, de temperatuur had die augustusnacht het vriespunt aangetikt. De twee vrouwen die hun hond uitlieten op een grasveld in een rustige buurt van Uithoorn, draaiden het gezicht verlangend naar het bleke zonnetje. Dat er een oud-wereldkampioen in hun wijk woont, wisten ze niet. Het adres kende een van hen wel. Haar nauwgezette beschrijving van de looproute ernaartoe verried een verleden bij de padvinderij. Als ze straks thuis zou komen na de wandeling met de hond, ging ze meteen op internet speuren naar die wielrenner. Zoveel beroemde mensen woonden er niet in Noordwest-Uithoorn. De andere vrouw knikte terwijl ze met haar in een plastic zakje gestoken hand de uitwerpselen van haar labrador van het natte gras schraapte.
Piet van Heusden een kwieke, gesoigneerde man
De wielrenner rommelde in zijn huis in paperassen die in een hoek van de eettafel waren opgestapeld. Ernaast lagen een iPad en een iPhone. Toen hij zag dat zijn bezoek was gearriveerd, spoedde hij zich naar de openstaande voordeur. Op zijn 87e was Piet van Heusden een kwieke, gesoigneerde man, die net zo sierlijk oud was geworden als hij in de jaren vijftig op de fiets had gezeten. Gestoken in een blauw geblokt overhemd en een strak gestreken, blauwe plooibroek leunde hij soepel tegen de deurpost. Bekeken door de wimpers zou dit de jonge Nederlandse pistier kunnen zijn, klaar om op de wielerbaan iedereen te snel af te zijn op zijn specialiteit, de vier kilometer achtervolging.
Mantelzorger vol branie en sterke verhalen
Piet van Heusden wilde zijn gast nog even onder vier ogen spreken voordat ze het brede woonhuis met veel glas en een plat dak binnen zouden gaan. “Ik ben momenteel voltijds mantelzorger,” zei hij. Zijn stem was zachter en lager dan anders. Hij liet zich nog geregeld zien bij wielergelegenheden en bij activiteiten rond het Olympisch Stadion in zijn geboortestad Amsterdam. Dan zat hij nog vol branie en sterke verhalen, die werden opgesierd met een vloek; een ‘klote’ en een ‘kolere’. Nu oogde hij bezorgd. Met zijn vrouw Fokje – geboren in 1928 – ging het niet zo goed. Ze zat binnen in een luie stoel met haar been omhoog, na een ongelukkige val op de camping in Frankrijk. Van Heusden had met zijn ‘moppie’ te doen; ze had vaak hevige pijn en de wond genas in slow motion.
Van Heusden deed de was en de afwas, kookte hun potje en nu smeerde hij de broodjes voor de lunch. Hij deed het allemaal al weken zonder een onvertogen woord, maar als je doodstil was kon je zijn wielerhart horen huilen. Hij miste zijn ritjes over de Amsteldijk richting Amsterdam, soepel peddelend op zijn aluminium Koga Miyata langs het wuivende riet. Gestoken in de nieuwste fietskleding ging het tegenwoordig niet veel harder meer dan 24 kilometer in het uur, de helft van zijn topsnelheid in de jaren net na de oorlog, maar hij fietste dus hij bestond.
Van Heusden had in Frankrijk ook geen moment getwijfeld toen zijn vrouw was gevallen: ze gingen direct naar huis, naar hun eigen dokter. Pas later realiseerde hij zich dat hij misschien wel de laatste kans had gemist om nog een keer zijn geliefde La Semaine Fédérale te rijden. Al 25 jaar sloten Fokje en Piet hun vakantie aan de Franse kust af met die etappekoers van een week. Ieder jaar was er een andere regio in Frankrijk die duizenden mannen en vrouwen met kromme sturen welkom heette.
Zware beslissing: niet meer op de baan
Hij haalde zijn schouders op als vrienden en bekenden zich erover verbaasden dat hij, op zijn leeftijd nog op de weg reed. Veel te gevaarlijk. Soms reageerde Piet wel en dan had hij het over ‘sterven in het harnas’ en ‘niet achter de geraniums’. Waren ze nu helemaal? Niet meer rijden? Desnoods kocht hij een elektrische fiets. Het was al erg genoeg dat hij niet meer op de baan reed.
Afgelopen seizoen was de eerste winter in ruim zestig jaar geweest dat hij niet op de wielerbaan had gereden. Het jaar ervoor was hij door stuurfouten van anderen twee keer ‘op zijn bek gelazerd’. Een paar jaar eerder had hij op de baan van Sloten zijn sleutelbeen al gebroken en de banden eromheen afgescheurd. Zijn vrouw wist wel dat fietsen zijn eerste liefde was en zij zijn tweede. “Maar het moest niet zijn dood worden.” Piet had geluisterd, maar het was een zware beslissing geweest.
Amsterdam & Parijs
Piet van Heusden was een echte Amsterdammer, een straatschoffie uit een armlastig arbeidersgezin. Hij groeide op in Amsterdam-West, op het Mercatorplein, het door architect Berlage bedachte hart van een trotse arbeidersbuurt. Zijn moeder pakte alles aan om haar enig kind te voeden. Na de oorlog bracht ze Het Parool rond, dat ze al tijdens de Duitse bezetting illegaal verspreid had. Ze ging ook voor Buma/Stemra de kroegen langs om bij te houden welke plaatjes er gedraaid werden. Piets tweede vader was letterzetter in een drukkerij.
Piet van Heusden ontdekte in 1955, toen hij op het gemeentehuis was voor zijn trouwerij, dat zijn biologische vader al drie jaar dood was. Die man aan wie hij geen herinneringen had, woonde en werkte een tijdje in Frankrijk als chauffeur voor een consul. In die Parijse tijd was het huwelijk met Piets moeder gebarsten. Halverwege de jaren veertig informeerde zijn vader nog wel of ze de oorlog overleefd hadden, maar zijn trotse moeder wilde niks met hem te maken hebben …
Dit verhaal verscheen eerder in Wielertijdschrift De Muur.