Een daverend applaus in Waterland
Gisteren zat ik weer eens in de open lucht op mijn fiets. Ik hoorde Tim Krabbé eerder die week over zijn wekelijkse fietstochten. Door weer en wind. Vooral veel in Noord-Holland fietste Tim. “Het mooiste land ter wereld” zei hij aan tafel van De Wereld Draait Door. Waar hebben ze dit nou?
Sloten, weide en grasvelden waarover je kilometers ver kon turen, smalle kronkelde polderwegen: allemaal veel mooier dan bijvoorbeeld bergen.
Waterland: harde wind
Ik had zin gekregen. Zin om dat zelf weer eens mee te maken en om me heen te zien. Zin om weer lekker buiten te fietsen en lekker om me heen te kijken naar ‘Het mooiste land ter wereld’.
Gisteren was het zover, zo tegen het eind van de middag, om vijf over vier, vertrok ik vanuit west. Pas een half uur later was ik bij de grote brug in oost die mij naar Waterland zou brengen. Ik had nog weinig moois gezien. Ik had zelfs vrees gekregen. Vrees voor de harde wind die, naarmate ik dichter bij het IJ kwam, steeds harder in mijn gezicht sloeg.
Nog nooit had ik in al die jaren aan deze kant van Amsterdam gefietst. Voor het eerst kwam ik in het krakkemikkige Durgerdam, een dorp aan het IJsselmeer waar het prachtige Nederland zou moeten beginnen. Een lange klinkerstrook door het dorp. Gezien mijn liefde voor klassiekers een mooi begin in ieder geval.
Met frisse tegenzin beuk ik tegen de wind in over de klinkers van Durgerdam. Klinkers die voor mij als wielerliefhebber liefkozend worden omgedoopt tot kasseien. Eenmaal uit het dorp rijd ik langs de dijk richting Waterland, tegen een kogelharde wind in. Verdomme. Heb ik weer. Ga ik er weer eens op uit in m’n eentje staat er zo’n klote wind. Van 30 naar 29, en van 29 naar 28 gaat mijn kilometerteller. Ik draai in een voorzichtige bocht rechts de wind in. Met de grootste moeite kan ik de teller op de 28 houden.
American Pie
Plotseling schiet Don McLean door m’n hoofd. Over precies een week ga ik samen met mijn moeder naar een concert van hem in Carré. Nu denk je misschien dat ik dat voor mijn moeder doe en met haar mee ga, dat is echter niet het geval. Ik neem mijn moeder met mij mee naar deze 50 jaar oudere troubadour. Ik fantaseer over hoe Don mij eruit pikt tijdens zijn concert en een gesprekje begint. Hij nodigt mij uit om een liedje met hem te spelen. Zo’n kans krijg je maar één keer dus die grijp ik met beide handen aan. Ik vraag hem om American Pie met mij te spelen. Wanneer hij aan mij vraagt waarom precies dat nummer, zal ik eerlijk antwoorden: “Ik kan namelijk geen andere nummers van u spelen”.
In mijn hoofd klinkt een daverend applaus. Zojuist hebben Don McLean en ik de mooiste versie van American Pie ten gehore gebracht sinds Don McLean het nummer zelf opnam. Ik lach. Ik lach van trots en zie mijn moeder tussen alle andere mensen geëmotioneerd meelachen.
Glimlach
Plots schrik ik weer wakker en zit ik nog altijd op de fiets. Ik lach. Ik geniet van wat ik om mij heen zie. Mijn held Tim Krabbé had gelijk: “Dit is het mooiste land ter wereld!” Ik zie ganzen in de plassen, vogels vliegend over slootjes en met de wind dansende grasvelden in een namiddag zonnetje. Ik ben in mijn waan 30 per uur gaan trappen zie ik. Er verschijnt een glimlach op mijn gezicht. Een lach die daar verschijnt omdat ik weet dat Tim nog iets vergeten is. Het mooiste van dit alles heeft hij namelijk niet genoemd: spelen in de wind.
Geef een reactie