Fietsen rondom Milaan
Na nog geen week in Milaan te wonen, sprong ik wel bepakt tegen de kou op mijn fiets voor een eerste kennismaking met het Milanese landschap. Na het veelvuldig bestuderen van Google Maps naar de snelste route deze metropool uit, reed ik uiteraard alsnog verkeerd …
Ik begaf mij op een driebaansweg – weliswaar in de goede richting – tussen auto’s die mij duidelijk maakten dat de maximumsnelheid van 80 kilometer per uur hier voor minimum wordt aangezien. Gelukkig vond ik al na enkele kilometers een B-weg, waar ik weer wat rustiger op de fiets kon zitten.
Piero
Ondertussen was een andere wielrenner aan mijn horizon verschenen en met de aanname dat deze een lokale fietser was besloot ik hem te volgen. “Buongiorno, stai bene!” groette ik. Zijn respons “Si, tutto bene, e tu?” verwachtte ik gelukkig en dus was het gesprek geopend. Ik vroeg hem of hij uit Milaan kwam en of ik bij hem in het wiel mocht kruipen om de omgeving te leren kennen. De man – Piero Gilardino – vond dit geen probleem en zei een rondje te maken van zo’n 80 kilometer. Ik knikte instemmend en kroop in zijn wiel. Om eerlijk te zijn: al had Piero 150 kilometer gezegd, dan had ik ook ingestemd. Deze kans liet ik niet aan mij voorbij gaan 🙂
Tezamen fietsten we richting de Ticino rivier langs door dauw bedekte graslanden. Om eerlijk te zijn had het erg veel weg van de mij wel bekende polderwegen ten noorden Amsterdam. Door mooie Italiaanse plaatsnamen als San Giacomo, Cisliano en Corbetta leek het echter net wat warmer dan eenzelfde rondje langs Spijkerboor en West-Graftdijk. Een uurtje later, bij een stoplicht draaide Piero zich plotseling om, mompelde iets met “caffè”, waarop ik lachend antwoordde: “Si, buono!”
Caffè normale
Even verderop – in het dorpje Boffalora sopra Ticino – werd mij op het hart gedrukt dat je (als Milanese fietser) op deze plek hoort te stoppen voor een koffiepauze. Een klein barretje aan het water – naast de lokale Pinarello fietsenzaak – was het decor waar ik een snelcursus “Italiaanse koffiestop tijdens een winters rondje wielrennen” kreeg.
- Je bestelt een “caffè normale” (espresso)
- Je gaat niet zitten, maar blijft geduldig bij de bar staan
- Binnen een minuut arriveert de espresso en binnen de daaropvolgende minuut slurp je deze naar binnen
- Een euro per koffie wordt op de bar gelegd, de barman wordt gedag gezegd en je stapt weer op de fiets
Er zijn stoplichten geweest waar ik langere pauzes heb gehad …
Monte Bisbino
Na enkele vlakke ritjes met Piero – lokaal beter bekend als ‘Il Capitano’ – besloot ik eind maart mijn benen te testen in de bergen rondom het Comomeer. Al ruim een jaar heb ik maandelijks een paar keer op Google Maps alle mogelijke beklimmingen rondom Como bekeken, met de Ronde van Lombardije als hoogtepunt. Rechtop zittend op de bank probeerde ik elk detail van de omgeving op te pikken.
In een schitterend najaarszonnetje, zag ik de gekleurde bomen die de naam van deze koers kleuren: ‘La corsa delle foglie morte’ – vrij vertaald als ‘de koers van de vallende bladeren’.
Zoals geen ander dat kan, zag ik Vicenzo Nibali naar beneden zweven vanaf Civiglio naar Como. “Over een half jaar fiets ik daar ook regelmatig” zei ik tegen mijn vader, “dus neem je fiets maar mee als je me komt opzoeken”.
Die eerste maal in maart koos ik op advies van Piero niet voor de korte en gemeen steile klim naar Civiglio (4,5 kilometer à 9-10%), maar voor de Monte Bisbino. Een gelijkmatige klim van gemiddeld 7%, 15,5 km lang naar een hoogte van bijna 1300 meter, startend op 200 meter boven NAP. Bovenop was een soort van burcht met een fantastisch uitzicht over het meer. Dit laatste heb ik van horen zeggen, want de top heb ik nooit gezien.
De Bisbino drukte mij met de neus op de feiten: na 500 winterse kilometers en met de wintervacht nog rondom de buik, was het ouderwets stoempen. Alhoewel, door de goeie zin en lichte nervositeit begon ik ook een beetje te enthousiast. Ik waande me net zo fit als dat ik was op mijn vooralsnog beste Alpe d’Huez dag (1:01:14 uur). Een grote vergissing…
Vier kilometer onder de top ‘vrij parkeren’ viel mij ten deel. Met de fiets in de sneeuw lag ik uitgestrekt op een picknicktafel in een verlaten bos, waar een weg vol scheuren zich verder omhoog werkte dan dat ik dat kon.
Eén klim was al te zwaar; aan mooie lange tochten hoefde ik me voorlopig dus niet te wagen …